Door Siebe Bluijs over Het is warm in de hivemind van Maxime Garcia Diaz (De Bezige Bij, 2021)
Wie zoals Maxime Garcia Diaz (1993) werd geboren in de jaren ’90, groeide op in een tijd waarin het internet zijn opgang maakte. De taal van Garcia Diaz’ debuutbundel, Het is warm in de hivemind (De Bezige Bij, 2021), draagt onmiskenbaar de sporen van het internettijdperk: de gedichten staan vol emoticons (:/ en ?), alternatieve schrijfwijzen (‘TH1S 1S N0T MY RE@L F@CE & B0DY’) en zinnen zonder kapitalen en interpunctie. Engels, de lingua franca van het internet, neemt een prominente plek in.
Enkele gedichten nemen niet alleen internetconventies over, maar zetten ook in op de mogelijkheden van digitale media. Het laatste gedicht in de bundel, ‘w@vvy’, dat eerder werd gepubliceerd op De Internet Gids, bevat bijvoorbeeld allerhande hyperlinks; sommige woorden zijn onderlijnd en gezet in kleur, achter in de bundel zijn de URLs opgenomen. De ondertitel – ‘don’t pretend to be analog when ur digital’ – wordt hier op ironische wijze omgedraaid.
Dat spel tussen digitale en analoge media wijst op een centraal thema van de bundel: de verhouding tussen de digitale wereld en het ‘echte’ leven (‘IRL’ in internettaal). De affectieve werking die uitgaat van online communicatie wordt in deze bundel vooral gesitueerd op het lichamelijke niveau: ‘de openbare ruimte krast haar nagels in mijn lijf’. De informatie ‘nestelt […] zich in mijn kieren / in mijn knieholtes, tussen de wortels van mijn okselhaartjes’. Dikwijls wordt de informatieovervloed voorgesteld als iets wat de ik-figuur binnendringt en infecteert: ‘de hitte van de hive de besmetting gedijt hier’.
Deze poëzie herinnert ons eraan dat de grens tussen het lichamelijke en het virtuele – tussen het private en het publieke – poreus is. In een wereld die het digitale domein doorgaans voorstelt als ‘biotooploos een vacuüm wit, strak, glad, onbesmet / en zonder opening’ staat het lichamelijke onder druk. De inzet van dit werk is dan ook de materiële impact van onze schijnbaar immateriële online activiteiten. De regels ‘kijk, mijn kleine en kinderlijke verzet / tegen een regime van verstaanbaarheid’ kunnen we opvatten als een poëticaal statement. De locus van dat verzet is het lichaam, dat niet, zoals ‘onze mooiste machines […] van zonlicht’ lijkt te zijn gemaakt: ‘these are my materials, exposed / in all their impurity ?’.
In dat verband zijn de vele verwijzingen naar eten en braken in deze bundel opvallend. De generatie meisjes en jonge vrouwen die opgroeide met het internet lijdt opvallend vaak aan eetstoornissen, zo blijkt uit cijfers die Garcia Diaz citeert. De ziekte krijgt tevens een metaforische lading. Na de overvloedige internetconsumptie (‘girls talk to me through the screen / i eat their image they have plastic inside of them’) volgt het uitbraken, dat vormelijk gestalte krijgt door de onverteerde brokken clickbait en online drek die de pagina’s vullen (‘ariana grande apologizes for hating america’; (‘no neopet with that name exists in neopia!’).
Het uitstoten lijkt een manier om terug vat te krijgen op het eigen lichaam. ‘Een lichaam leert uit te stoten / een lichaam leert grenspolitiek’. Het is ‘hoe ik de materie kneed, hoe ik opzwel en leegloop’. Die dynamiek van consumptie en uitstoting put het lichaam natuurlijk onherroepelijk uit. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het lyrisch ik soms lijkt te willen toegeven aan de belofte van een lichaamloos bestaan die uitgaat van digitale media: ‘ik wil geen lichaam meer’; ‘fantoomledematen kunnen niet breken / de onsterfelijkheid van ectoplasma’. Zo maakt Het is warm in de hivemind op indrukwekkende wijze invoelbaar hoe het is om te leven in deze postdigitale tijden, waar online communicatie alomtegenwoordig is. Deze intelligente en associatieve bundel, die door de nadruk op lichamelijkheid en het politieke doet denken aan Shop Girl®(2017) van Dominique De Groen, verdient het om viral te gaan.
Dit artikel verscheen eerder in: Poëziekrant, 45, 5, 2021, 30.