Door Coosje van der Pol
Digitale literatuur is fascinerend en verrijkend maar brengt ook ‘uitdagingen’ met zich mee. Dat geldt zeker voor bibliotheken.
Om te beginnen is er, niet enkel bij bibliotheken, behoefte aan taal en nieuwe begrippen om over het fenomeen te spreken. Makers – we kunnen eigenlijk niet meer van schrijvers spreken – ontwikkelen nieuwe formats zoals een verhaal in gamevorm of een poëzie-app. De vernieuwing vindt vooral plaats via producties – over boeken kunnen we niet meer spreken – die video, audio en spelelementen combineren. Door interactietechnologie krijgt de lezer – en ook die moeten we anders gaan noemen – van digitale literatuur steeds meer invloed op de tekst – al kunnen we dat begrip eigenlijk ook niet meer gebruiken.
Dan is er het vraagstuk hoe je deze hybride vormen opneemt in een bibliotheekcatalogus. Bibliotheken zijn niet of nauwelijks in staat digitale items die afwijken van standaard formats zoals het e-book op te nemen in de collectie en vindbaar te maken via een zoekmachine. Digitale literatuur dient zich bijvoorbeeld aan in de vorm van een feuilleton op social media of kent een format waarbij ‘lezers’ meeschrijven aan het verhaal. Deze ongebruikelijke formats en de interactiviteit die ervoor zorgt dat een tekst nooit af is, maken het lastig om de werken in een collectie te ‘vangen’ en te ontsluiten. Sommigen zijn van mening dat je die veranderlijkheid en vluchtigheid juist niet moet willen vatten in een statische collectie. Digitale literatuur wil je de ruimte geven om vrij rond te zweven en misschien wel te vervliegen. Een interessante gedachte. Tegelijk gaat het efemere karakter van digitale literatuur moeilijk samen met klassieke ideeën over collectievorming, de bewaarfunctie van de bibliotheek, de canon en de literatuurgeschiedenis.
Digitale literatuur vormt slechts een onderdeel van de voortschrijdende digitalisering van de bibliotheekcollectie. Haast alle gedrukte materialen kennen ondertussen een digitale variant. Denk bijvoorbeeld aan digitale kranten en tijdschriften die een – goedkoper – alternatief vormen voor de papieren exemplaren op de leestafels. De fysieke collectie is voor de bibliotheek nu nog beeld- en sfeerbepalend. Hoe ziet een bibliotheek met een toenemende digitale collectie en teruglopende fysieke collectie er straks uit? Een bibliotheek zonder de kleuren, de geuren en de tactiliteit van boeken is voor veel mensen een kale bedoening, een doembeeld zelfs.
Digitale bronnen hebben evengoed behoefte aan identiteit, kleur en visualisatie. Niet enkel in de bibliotheekvestigingen maar ook op de website en in de catalogus. Bibliotheken onderzoeken hoe ze de presentatie van digitale bronnen naar een zichtbaarder niveau kunnen tillen. Een jaar of tien geleden gingen ze over op het frontaal presenteren van boeken op tafels en in de kasten. Dat maakte de fysieke werken al een stuk zichtbaarder en aanlokkelijker dan in de klassieke presentatie. Nu moeten bibliotheken op zoek gaan naar de frontale presentatie van het digitale bestand.
De sector denkt na over de vormen die een digitale collectie aanneemt en hoe die zich bijvoorbeeld vertalen naar vierkante meters. En wat bieden bibliotheken de bezoeker straks aan in de plaats van het grasduinen op de boekentafels of de oriënterende wandeling langs de kasten? Komen mensen nog wel naar de bibliotheek wanneer steeds meer materialen thuis digitaal toegankelijk zijn? Niet alleen de digitale bronnen, maar ook de resterende fysieke collectie kan profiteren van digitale presentatiemogelijkheden. De KB Nationale Bibliotheek experimenteert met digitale technologie om fysieke items te presenteren. Ze verkent virtual reality, augmented reality, mixed reality en 3D-modelling om toegang te geven tot bijvoorbeeld fragiele fysieke items. Het is een kwestie van tijd tot die technieken voor bibliotheken in het land beschikbaar zijn en je bijvoorbeeld door een 3D-representatie van een prentenboek kunt lopen.
De voortschrijdende digitalisering van collecties vraagt om flinke mentale aanpassingen. Bibliotheken moeten het horseless carriage syndrome zien te vermijden. Bij de ontwikkeling van de auto ging men uit van de koets doordat men de mogelijkheden van het nieuwe transportmiddel nog onvoldoende zag. De eerste auto zag er dan ook uit als een koets zonder paard. Ziet een digitale collectie er straks uit als een bibliotheek zonder boeken? Het zal nog een hele uitdaging zijn voor een instituut dat niet bepaald born digital was.