Door Siebe Bluijs
Als ik op verjaardagen vertel dat ik onderzoek doe naar digitale literatuur, dan valt meestal ergens in het gesprek wel het woord e-book. Behoren e-books tot het domein van de digitale literatuur? Voor de meeste onderzoekers is het antwoord duidelijk: nee, dat doen ze niet. Het digitale karakter van een e-book voegt namelijk geen nieuwe betekenissen toe: de e-book-versie van De avond is ongemak verschilt inhoudelijk niet wezenlijk van de gedrukte versie van de roman. N. Katherine Hayles, een van de meest invloedrijke stemmen in de studie naar digitale literatuur, verwoordt het als volgt: ‘More than being marked by digitality, electronic literature is actively formed by it’ (2008, 43). Zij onderscheidt ‘digitized’ van ‘digital’ literatuur: e-books behoren tot de eerste categorie, literaire werken die inzetten op de mogelijkheden van digitale media tot de tweede. Die categorieën lijken helder, maar kunnen we ze wel zo makkelijk uit elkaar houden? Om de relatie tussen e-books en digitale literatuur beter te begrijpen verken ik in deze blogpost een grensgeval. Voordat ik bij mijn casestudie aankom, moet ik echter een kleine theoretische omweg maken.
Een e-book is op te vatten als een ‘remediëring’ van het gedrukte boek. Dat begrip duidt op het gegeven dat nieuwe media conventies en strategieën overnemen van oudere (gedrukte) media (Bolter & Grusin 1999). Wie een e-book leest, moet bijvoorbeeld nog steeds de pagina’s omslaan – een conventie die is ontleend aan het gedrukte boek. Volgens de onderzoekers die de term remediation muntten (Jay David Bolter en Richard Grusin) verhoudt elk nieuw medium zich op vergelijkbare manieren tot oudere media. De pc – de multimediale machine bij uitstek – remedieert bijvoorbeeld de krant, radio en televisie (denk aan YouTube).
Kenmerkend voor remediation is de verhouding tussen hypermediacy en immediacy: het gemedieerde karakter kan worden benadrukt, dan wel verhuld. Een e-book ‘verbergt’ zogezegd zijn digitale aard: de leesconventies stemmen zo veel mogelijk overeen met die van gedrukte literatuur. Om dat effect te bereiken is echter wel hoogwaardige digitale technologie nodig. De digitale inkt biedt een technologisch uiterst complexe benadering van normale drukinkt. Volgens Bolter en Grusin zijn hypermediacy en immediacy dan ook twee kanten van dezelfde medaille. Juist door de nadruk op het medium kan de gebruiker – paradoxaal genoeg – de indruk krijgen een onmiddellijke (oftewel een ongemedieerde) toegang te krijgen tot de inhoud. De dynamiek werkt ook de andere kant uit: juist in de schijnbare onzichtbaarheid van de technologie kan het gemedieerde karakter voor het voetlicht worden gebracht.
Een sprekend voorbeeld van dat laatste vinden we bij Wonderlijke vlek (2005), een digitale poëziebundel van de Nederlandse experimentele dichter F. van Dixhoorn. Deze bundel kwam tot stand met steun van het Fonds voor de Letteren en werd gepubliceerd op de website wonderlijkevlek.nl. Sommige gedichten verschenen eerder in gedrukte vorm: het gedicht ‘Dan op de zeevaartschool’ (2003) verscheen bijvoorbeeld als zelfstandige publicatie bij De Bezige Bij (in de vorm van een paperback én een e-book); andere gedichten verschenen reeds in de bundel Armzwaai/Grote keg/Loodswezen 1 (1997).
Opvallend aan Wonderlijke vlek is dat de vormgeving van de website duidelijk verwijst naar de gedrukte literatuur, bijvoorbeeld door het gebruik van de Garamond, een zestiende-eeuwse drukletter met schreef. Het werk ent zich, net als e-books, in verregaande mate op het gedrukte boek: de gebruiker kan de pagina’s omslaan en zelfs zien hoeveel pagina’s er nog resteren, zoals te zien is op deze afbeelding:
De digitale gedichten van Van Dixhoorn zetten niet in op alle toeters en bellen die digitale media bieden. Integendeel: typisch digitale elementen zoals animatie en interactie worden slechts in heel beperkte mate ingezet. Volgens het colofon op de website is dat een bewuste keuze:
Deze website stemt qua typografie en vormgeving zo veel mogelijk overeen met een conventionele gedichtbundel [sic], maar biedt daarnaast vele mogelijkheden om de opgenomen gedichten ‘flexibel’ te bekijken. Geen van de toegevoegde functies in dit programma leveren echter wijzigingen in het gedicht op: het lezen is aan de lezer, het schrijven aan de dichter. (Van Dixhoorn 2005, z.p.)
Door de beperkte inzet van (de mogelijkheden van) digitale media lijkt Wonderlijke vlek net als het gemiddelde e-book een vorm van ‘digitized literature’. Die indruk wordt nog versterkt doordat de gedichten eerder in gedrukte vorm verschenen.
Toch is de digitale dimensie van Wonderlijke vlek dermate belangrijk dat we zonder twijfel kunnen spreken over digitale literatuur. Het werk lijkt in eerste instantie in te zetten op immediacy: net als e-books houdt het vast aan eeuwenoude leesconventies. De lezer heeft daardoor direct toegang tot de tekst (de bezoeker van de website hoeft niet veel anders te doen dan iemand die de gedrukte bundels ter hand neemt). De mate waarin het werk het gedrukte boek remedieert is echter zó ver doorgevoerd dat het gemedieerde karakter van het werk zich onmiskenbaar aandient. De drukletter en het vele wit corresponderen niet met de grafische conventies van digitale media, maar met die van gedrukte poëzie (Van Dijk 2006). De immediacy slaat dan ook om in hypermediacy: de (voor een website) onconventionele vormgeving springt in het oog, nog voordat de lezer aan de gedichten zelf is toegekomen. Het werk legt met andere woorden zijn eigen gemedieerde karakter bloot (wat we met de Russische formalist Roman Jakobson kunnen begrijpen als de ‘poëtische functie’).
Wanneer je een e-book leest vergeet je, als het goed is, dat je de tekst van een apparaat afleest (zoals je ook niet constant stilstaat bij het feit dat je papier in handen hebt wanneer je een paperback leest). Door zijn nadrukkelijk onnadrukkelijke vorm dwingt Wonderlijke vlek ons om na te denken hoe digitale media conventies en strategieën overnemen van oudere media. De titel van de bundel is in dat verband veelzeggend. We leven in een wonderlijke tijd waarin inkt niet langer vlekken hoeft te maken. Maar is de grens tussen gedrukte en digitale media niet diffuser dan ze lijkt?